14.7.11

Geslaagd feestje...

Anne Groenendaal zuchtte diep toen ze de deur doorging die Simon voor haar openhield.
In de zaal stonden her en der groepjes mensen bij elkaar. Ze haatte dit soort avonden en meestal ging ze ook niet mee. Ze leverden haar niks op dan een hoop frustratie over de nare sfeer en de onderlinge jaloezie. Maar uit solidariteit met Simon had ze zich vanavond in haar goede pak gehesen en was meegekomen naar dit personeelsfeest, dat tevens een kennismakingsavond was om de nieuwe directeur van het bedrijf voor te stellen. Ze wist dat het belangrijk was voor Simon.
Simon werkte vijf jaar voor het management van dit enorme elektronicabedrijf en kwam vaak gefrustreerd en gestresst thuis. Er heerste een competitieve sfeer en commerciële resultaten waren de enige maatstaven die golden. Elk idee, elk plan werd alleen getoetst op de hoogte van de winst. Persoonlijk welbevinden en werkplezier waren in de loop der jaren van ondergeschikt belang geworden.
Simon was dan ook blij dat de directeur die deze verharding op zijn geweten had, wegging en rekende er op dat de nieuwe directeur de verpeste sfeer zou aanvoelen en zou openstaan voor het grote bedrijfsplan dat Simon al geruime tijd geleden op papier had gezet. Simon geloofde oprecht dat zijn plan de mentaliteit en sfeer binnen het bedrijf zou verbeteren.
Anne dacht, diep van binnen, dat dit echt weer een idee voor haar man was. Zij vond hem vaak naïef en goedgelovig. Hij zag altijd alleen het goede in mensen en er moest heel wat gebeuren om hem van het tegendeel te overtuigen.
De nieuwe directeur zou zich later op de avond officieel voorstellen tijdens een diner, maar ze begonnen met een feestelijke borrel.
Ze mengden zich in het gezelschap en, na wat mensen hier en daar gegroet te hebben, knoopte Anne een praatje aan met Karel, een collega van Simon. “Hé, die Karel”.“Zo, Anne, zien we jou ook weer eens een keer? Simon heeft je zeker verteld dat het belangrijk is vanavond, hè? Er hangt voor iedereen van ons veel vanaf, maar dat wist je natuurlijk wel?” Vanuit haar ooghoeken zag ze dat Karel een vlugge, veelbetekenende blik wisselde met Frits van Oever, een andere collega. Ze wist uit de gesprekken met haar man dat Karel zeer ambitieus was en eigenlijk dezelfde snoeiharde koers van de afgelopen jaren wilde doorzetten. Hij moest niets hebben van Simon’s “halfzachte” plannen en was ervan overtuigd dat de nieuwe directeur hem daarin zou bijstaan. Hij had al kennis gemaakt met hem en had het gevoel dat de nieuwkomer wel eens op dezelfde lijn zou kunnen zitten.
Zonder op zijn woorden in te gaan gaf ze Karel en de andere collega’s een hand en wisselde wat oppervlakkigheden uit. Het gesprek ging al snel over de individuele resultaten die iedereen de afgelopen maanden had bereikt en van hoeveel betekenis die voor het bedrijf waren. De ambitie zweefde bijna als een wolk boven ieder van de mannen. Ze keek om zich heen waar de bar was. Ze verschafte zich een groot glas rode wijn en keek eens rond of ze prettiger gezelschap zag.

“Hallo, heb ik al kennis gemaakt met je? Je moet het me maar niet kwalijk nemen maar ik heb al zoveel mensen gesproken dat ik het even niet meer weet”.
De man die bij haar was komen staan kwam haar vaag bekend voor. Die stem… ze had hem eerder gehoord. “Ik ben Bernard van Dijk, de nieuwe directeur. En jij bent…?”
Toen ze zijn naam hoorde ging een flits door haar heen. Ze verstijfde en bekeek hem nauwkeurig. Ze kende hem en hoe! Hij was ouder geworden natuurlijk, maar hij wás het onmiskenbaar.
“Ik ben Anne, de vrouw van Simon Groenendaal” zei ze langzaam.
Flarden herinneringen wervelden in haar hoofd door elkaar.
Hij was, als Ben van Dijk, in dienst gekomen bij de zaak waar ze, héél veel jaren geleden, nog maar net als aankomend adviseur werkte. De wazige oude directeur die er al een eeuwigheid zat, maar nu aan het einde van zijn loopbaan was aangeland, had Ben eigenlijk aangenomen als junior consultant. Binnen de kortste keren was Ben de spil waarom alles draaide. Hij regelde contracten, haalde klanten binnen, stelde nieuwe tarieven voor de consulten vast. Er kon geen overeenkomst getekend worden zonder dat hij daar van op de hoogte was.
De directeur had geen idee wat er allemaal door Bernard gedaan werd, maar was blij dat hij het niet hoefde doen. Bernard had dus behoorlijk vrij spel en benutte die speelruimte vrijelijk. Gedurende anderhalf jaar liepen de zaken ogenschijnlijk vrij soepel. Ben zette een geoliede organisatie op die weliswaar weinig winst maakte maar goed aangeschreven stond.
Niemand had dan ook enige argwaan toen hij ontslag nam en uit beeld verdween. Maar daarna begonnen er geruchten te rouleren over onbetaalde rekeningen en incassobureaus. Leveranciers klaagden over nooit betaalde bestellingen en de bank schakelde Justitie in. Die kon niets verrichten bij gebrek aan een verdachte. Het bedrijf ging failliet, alle personeel stond op straat en Ben van Dijk leek van de aardbodem verdwenen. Niemand had daarna nog ooit wat van hem gehoord.
Maar hier, op dit personeelsfeest een eeuwigheid later, stond hij voor haar, in levende lijve.
“Dag Bernard, of moet ik Ben zeggen” begon ze “dat is lang geleden”.
Opeens gealarmeerd keek hij haar scherp aan. “Maar..ik geloof niet…” begon hij.
Ze zag dat het hem begon te dagen. Hij keek om zich heen naar een ontsnappingsmogelijkheid.
“O ja hoor, je kent me echt wel, al zou je wellicht willen van niet. Want nu heb je er waarschijnlijk spijt van dat je met me wilde praten, hè? Maar Ben.. ik durf er om te wedden dat er veel meer mensen zijn die wel even met je willen praten, denk je niet? De hoofddirectie van dit bedrijf bijvoorbeeld of misschien de rechercheurs van destijds? Ik schat zo in dat er een aardige periode ontbreekt in je c.v., Ben”.
Hij leek geen lucht meer te kunnen halen, slikte moeizaam en keek haar met een lichtelijk verwilderde blik aan. Een spiertje bij zijn linkeroog begon verwoed te trillen.
“Nou, ik zou zo gauw niet weten… ik ben niet….uhh…nee zeg.. hoe kom je hierbij?”
Ze voelde zich ijskoud van binnen worden bij zijn ontkenning.
“Denk maar eens goed na. En overigens Ben: hier kom je als geroepen. Je hebt ongetwijfeld al van het rapport van Simon Groenendaal gehoord. Er is intern een behoorlijke discussie over maar het is een prachtplan en het zal de zaak en alle mensen daarin goed doen, daar ben ik van overtuigd. Zoals ik er ook ik van overtuigd ben dat jij het daar volledig mee eens zult zijn! Ik ga er tenminste van uit dat dit plan al de volgende maand bij al het personeel ligt en dat jij je tot het uiterste zult inspannen om dat gerealiseerd te krijgen.”
“Maar… hakkelde hij…. ik heb het nog niet gelezen… ik weet niet.. ik kan niet…”
“Jawel, je hebt het wél gelezen en je kunt het. Ik weet echt wel waar je toe in staat bent, Ben van Dijk. En o ja: ik ga er wel vanuit dat je weer verder zult trekken als het plan is uitgevoerd na een half jaar. Dit gesprek zal voorlopig tussen ons tweeën blijven. En als je liever met justitie praat dan een prima plan door te voeren bij dit bedrijf is dat je goed recht. Maar dan zul je binnenkort je naam vaak in de kranten kunnen lezen. Dus aan jou de keus, Ben! Dag ehh ..Bernard, veel succes in je nieuwe baan!”
Aarzelend en als een in het nauw gedreven kat keerde hij zich om en sleepte zich naar het podium.

Twee dagen later kwam Simon ’s avonds thuis in een uitgelaten stemming. Ze zat een boek te lezen in afwachting van zijn komst.
Terwijl hij zijn jas uittrok, zei hij met een brede lach op zijn gezicht:
“Zie je nu wel dat ik gelijk had met mijn geloof in mensen! Jij zegt altijd dat ik te goed van vertrouwen ben, maar vandaag kwam de nieuwe directeur naar me toe. En wat denk je: mijn plan gaat ongewijzigd uitgevoerd worden. En hij was er verrekte enthousiast over. An, je zult toch moeten toegeven dat je het nu mis had”.
Anne sloeg het boek dicht, gaf hem een stevige zoen en zei:
“Je hebt volkomen gelijk, Simon, ik had het helemaal mis!”