31.5.11

De tijd na Porto Maïro

Ze lag op haar rug in het water en begon krachtig te trappen. Ze liet zich onder water zakken, deed haar ogen dicht en zwom naar de bodem. De ijskoude vloeibare wereld had een zuiverend effect. Ze wilde wel dat dit schone water alle verwarring, alle twijfel en alle verdriet wegwaste.

De dag die haar leven voorgoed zou veranderen begon zonnig, zoals alle vakantiedagen die zij doorbrachten in Porto Maïro. Het kleine dorpje was hun vakantiebestemming geweest sinds ze zich kon heugen. Haar moeder was hier geboren en had haar prille jeugd in dit dorp beleefd. Ze kende nog steeds veel inwoners en ze wilde dan ook, onveranderlijk, elk jaar naar Porto Maïro.
Ook Caro en haar zus keken elk jaar weer uit naar de vakantie.
Hier was haar moeder voor een paar weken niet de sombere, uitgebluste vrouw die door de regel aangeschoten op de bank lag als zij en haar zus thuis kwamen uit school. Daar, in het sombere bovenhuis, stonden haar moeders donkere ogen afwezig en in zichzelf gekeerd en had ze van het leven van haar dochters geen flauw benul. Door jarenlang stevig alcoholgebruik was haar inlevingsvermogen en empathie tot nul gereduceerd. Ze was beurtelings overdreven emotioneel of angstaanjagend agressief in haar uitingen. De enige taak in het huishouden die ze soms vervulde was het in de container gooien van de lege flessen die ze die dag had leeggedronken. Tegen de tijd dat hun moeder naar bed strompelde lagen haar dochters al uren in bed, met een hol gevoel in hun maag dat slechts gedeeltelijk door honger werd veroorzaakt. De levens van Caro en haar zus sleepten zich zo eindeloos voort.
Caro wist moeizaam te overleven in deze verwarrende omgeving. Ze was op school een goede maar stille en volgzame leerling. Haar zus die drie klassen hoger zat was het tegenovergestelde. Die was juist druk en ongeremd en de gangmaker in haar klas. Hun vader hadden Caro en haar zus nauwelijks gekend. Die was er vandoor gegaan vlak na de geboorte van Caro en alleen een onduidelijke foto van een bruinverbrande man in hemdsmouwen was een aanwijzing dat hij er ooit was geweest. Er werd nooit over hem gesproken en voor Caro speelde hij eigenlijk geen rol in haar leven. Ze wist niet beter.

Ze zagen hun moeder nauwelijks in de weken die ze in Porto Maïro doorbrachten, want die was veel afwezig; ze lag aan het strand haar roes uit te slapen of zat in het café te drinken met oude vrienden. Hoewel ze hier nauwelijks minder dronk dan thuis leek ze hier meer in haar element. Ze was levendiger en ze oogde minder als de verslaafde drinker die ze al vele jaren was.
Die dag waren ze gezamenlijk naar José gegaan, een oude vriend van haar moeder. Hij was een voormalig zeeman die nu een klein café runde aan de haven van Porto Maïro.
Haar zus, José’s zoon Arturo en zij waren die dag voornamelijk met z’n drieën geweest, terwijl haar moeder een groot gedeelte van de dag in het café van José had zitten drinken. Haar zus en Arturo zaten voortdurend aan elkaar en lachten en maakten rare opmerkingen, die Caro niet goed begreep. Ze had er al snel genoeg van want ze vond het stel uitermate vervelend.
Ze daalde af naar de straatjes achter de haven. Daar dwaalde ze uren rond en zag het leven in Porto Maïro achter de huizen aan de kade. Voor ze het wist was ze behoorlijk uit de buurt van het café geraakt.
Hier was alles zo anders dan wat ze in Nederland kende. De drukte, het gelach en de vrolijke begroetingen over en weer. De geuren die door openstaande ramen kwamen, de potten en blikken met kleurige plantjes… niets leek op de omgeving waar Caro aan gewend was.
Ze werd intens geboeid door de aanblik van een jonge vrouw die haar baby liefdevol de borst gaf, terwijl een klein meisje verlegen achter de rok van haar moeder school. De warmte van het middaguur en de aanblik van het tafereeltje brachten haar in een dromerige stemming. Ze had er wel uren naar kunnen kijken en werd zich pas weer van haar omgeving bewust toen ze ergens op de achtergrond stemmen hoorde. Soezerig stond ze op om te zien wat er aan de hand was.
Boven alle geluiden uit meende ze de hysterische stem van haar moeder te herkennen. Ze liep met tegenzin op het lawaai af en probeerde te begrijpen wat er aan de hand was. Het duurde geruime tijd voor het tot haar doordrong waar het over ging.
Arturo was in paniek het café ingestormd en had geroepen dat haar zus van de kademuur was afgevallen en dat hij haar niet meer kon vinden in het donkere water eronder. Iedereen in het café was meteen het water ingedoken en had gezocht maar ze hadden niets kunnen vinden. Haar moeder was, behalve stomdronken, ook totaal overstuur en pakte Caro hardhandig vast. Ze maakte een vreselijk spektakel en huilde en gilde, viel languit en schreeuwde gruwelijke woorden.
In Caro’s verwarde hoofd begon het langzaam te dagen!
Haar moeder gaf háár de schuld van de verdwijning van haar zus, begreep ze verward. Ze had bij haar zus moeten blijven, schreeuwde haar moeder, ze wist immers dat haar zus altijd rottigheid uithaalde. Ze tierde en vloekte en werd door omstanders met enige dwang weggevoerd.
Caro zat verdoofd aan de waterkant terwijl iedereen weer richting café vertrok. Het was alsof alles buiten haar om gebeurde.
Ze verwachtte nog dagen erna dat haar zus ineens weer zou opdagen.

Na een paar vreselijke dagen keerden ze terug naar Nederland.
De reis was zwaar en Caro was gedurende de hele reis misselijk. Haar moeder had vóór vertrek nog een stevige borrel genomen en sliep aan één stuk door.
Het huis lag er donker en triest bij. Caro begreep dat niets in haar leven meer hetzelfde zou zijn.
En dat werd snel duidelijk. Gealarmeerde familie kwam voortvarend orde op zaken stellen.
Na een paar dagen thuis te hebben doorgebracht werd Caro naar een nonnenkostschool in het zuiden van het land gestuurd. Haar moeder werd gedwongen opgenomen in een kliniek voor alcoholverslaafden. 
Caro bleef een aantal jaren bij de nonnen en probeerde uit alle macht de gebeurtenissen van die rampzalige dag te vergeten.  In het begin dacht ze veel aan het dorp in Portugal en alles wat hier gebeurd was, maar in de loop der jaren leek het steeds verder weg te zakken in haar herinnering.
Aanvankelijk was ze nog wel naar haar moeder in de kliniek gegaan. Die zat daar altijd op hetzelfde plekje voor het raam, nuchter maar wezenloos en stil. Ze had een starre uitdrukking op haar gezicht en sprak geen woord.
Heel soms richtte ze een blik op haar dochter en uit de donkere ogen sprak steeds een stil  verwijt. Caro kon het niet verdragen en toen haar moeder na een half jaar weer thuis was zocht ze haar steeds minder op totdat ze haar bezoeken helemaal stopte.
Ze had geen idee of haar moeder er in geslaagd was nuchter te blijven of dat ze weer in haar verslaving was weggezakt.
Na lange tijd slaagde Caro erin om alle herinneringen terug te dringen naar de onderste lagen van haar bewustzijn. Ze dacht niet of nauwelijks meer aan haar moeder.
Ze wijdde zich vol overgave aan haar studie. Ze was intelligent en leergierig en rolde moeiteloos door de universiteit. Daarna ging ze werken bij een uitgeverij en maakte snel carrière.
Ze was inmiddels een eind in de dertig. Haar werk nam haar volledig in beslag en liet geen enkele ruimte voor gepieker. Ze had verschillende moeizame affaires achter de rug.
En nu, na de breuk met haar laatste minnaar, had ze een sabbatical genomen en was afgereisd naar een warm, ver land.

En of het nu door de warmte of door een geur kwam wist ze niet precies maar sinds ze hier was kwamen gedachten aan vroeger weer met regelmaat bovendrijven.
Het beeld van haar zus op die fatale dag verscheen meerdere malen op haar netvlies.
Dit was in al die jaren niet gebeurd en Caro wist niet hoe ze deze beelden terug moest dringen. Haar natuurlijke afweer tegen herinneringen liet het afweten en ze voelde zich onmetelijk moe en verdrietig.
Ze kon zich haar moeders gezicht nog nauwelijks herinneren. Haar zus verscheen soms in haar dromen als een vrolijke zeemeermin die uit het water verrijst met een donkere Arturo achter zich aan.
Ze sliep die hele vakantie slecht, ze werd hoe langer hoe onrustiger en begon al uit te zien naar het einde van haar vakantie.
Ze was in een verdrietige en weemoedige bui. Hier aan de rand van het zwembad leek niets in haar leven de moeite waard: haar carrière, haar flat, de vrienden die ze had. Heel de wereld die ze rondom zichzelf geschapen had.
Waarom zat ze hier in hemelsnaam in haar eentje aan het zwembad van een hotel in een vreemd land. Wat had ze hier eigenlijk te zoeken?
Na een aantal dagen met haar ziel onder de arm te hebben gelopen besloot ze haar ticket om te ruilen voor een vlucht waarmee ze, twee weken vroeger dan gepland, zou vertrekken. De tussenliggende dag wilde ze nog besteden aan een massage en een uurtje shoppen. Ze verheugde zich erop om zich eens uitgebreid door een masseuse te laten behandelen. De dag erna zou ze dan naar huis vliegen en twee weken eerder bij de uitgeverij aan de slag gaan dan ze eigenlijk van plan was geweest.

De doorbraak kwam totaal onverwacht.
Op de tafel van de therapeutisch masseuse begon Caro onbedaarlijk te huilen.
De therapeute schrok er niet van, het was niet voor het eerst dat iemand in haar behandelruimte in tranen uitbarstte. Caro’s lichaam schokte en ze stotterde een excuus tegen de vrouw, die even stopte om haar een tissue te geven.
“Wil je praten?” vroeg ze zachtjes. ”Nee”, zei Caro.
“Goed”,  knikte de therapeute terwijl ze haar weer zachtjes terugduwde op de behandeltafel. Ze bewerkte verschillende plekken van Caro's schedelbasis tot haar schouders en hoe meer Caro probeerde zich in te houden hoe meer tranen loskwamen.
“Laten we maar stoppen” zei Caro. “Ik geloof dat ik nooit meer ophoud met huilen.”
“Wat mij betreft hoef je niet te stoppen. Je kunt best huilen en tegelijk gemasseerd worden. Zie je tranen maar als regen die je schoon wast”.
Caro liet haar gezicht weer zakken in het kuiltje van de behandeltafel en huilde en huilde en begon tenslotte te praten.
Een haperend verhaal, met gefluisterde woorden, zuchten en tranen en met een opluchting aan het eind die ze niet eerder in haar leven had gevoeld.
Toen de therapeute langs haar wervelkolom streek, leek het alsof ze een boodschap doorseinde. Ze duwde haar duimen diep in Caro’s schouderbladen.
“Au” zei Caro “dat doet pijn”.
“Probeer die zware last dan eens af te leggen” zei de therapeute ernstig.

Caro vloog met een rustig gevoel terug naar Nederland.
Ze voelde dat ze eindelijk het verleden kon aanpakken.  Er moest worden gepraat, ze zou hulp zoeken en er was wellicht herstel mogelijk. Ze zou haar masker afleggen en het zware verleden een plekje geven.
Ze had de afgelopen slapeloze nacht een lange brief van vele kantjes geschreven. Het was moeilijk geweest en ze was nog niet in staat alles te omschrijven en op een rij te zetten. Maar het was een begin en het was nog niet te laat.
In Nederland stopte ze haar auto onderweg bij een brievenbus. Ze haalde de dikke envelop uit haar tas en keek nog eens naar het huisadres. Met een diepe zucht duwde ze hem door de brievenbus.
Ze hoorde hem met een zwaar geluid op de bodem vallen en reed weg.
Boven haar zwermde een vlucht meeuwen mee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten