22.4.11

RIJNZICHT

Carmen keek uit het raam van hotel Rijnzicht.
Dit was waar ze het meest moeite mee had in Nederland: het constante saaie, grijze weer. Vol verlangen dacht ze aan de strakblauwe hemel boven Álamos, een klein dorpje dichtbij Valdez in Andalusie.
Ze was hier drie jaar geleden gekomen om een tijd in dit hotel als kamermeisje  te werken. Waarom ze nu juist op deze plek terecht was gekomen wist ze eigenlijk nu nog niet. Deze omgeving, de Veluwe, was zo veel anders dan de omgeving van haar geliefde geboorteplaats, met zijn oneindige uitzichten en zonnig klimaat. Maar het was voor haar de enige mogelijkheid om veel geld verdienen en daarna met het gespaarde geld een pension in Álamos te beginnen.
En gelukkig was haar einddoel al aardig in zicht!

Ze keek rond in de kamer van mijnheer en mevrouw Kooistra uit Putten. Die twee oudere gasten waren goed op hun plaats in het saaie, ouderwetse hotel Rijnzicht, vond ze. Hun kledingstukken in sombere kleuren lagen keurig opgevouwen op de stoel en hun zware, degelijke wandelschoenen stonden eronder.
Ze nam de kleding en de schoenen op en wilde ze in de kast leggen. Er gleed iets op de grond. Toen ze zich bukte om het op te pakken zag ze dat het een zwart, kanten negligé was.
Geamuseerd opende ze de kast met de wandelschoenen in de hand. Haar aandacht werd getrokken naar een stel felrode pumps met hoge naaldhakken achter in de kast.
Ze had al een keer eerder frivole damesonderkleding gezien tussen de degelijke bagage van het tweetal en vond het wel geestig. Ze giechelde in zichzelf toen ze zich mevrouw Kooistra voorstelde met het negligé en de pumps aan.

De kamer van Gerard Prinsen zag er chaotisch uit.
Overal lagen kranten waar stukken uit waren gescheurd, er stonden een paar half uitgepakte tassen op de vloer en kledingstukken lagen her en der verspreid. Zijn bed zag eruit of er een storm had gewoed. Ze besloot de schoonmaak van zijn kamer tot s’middags te bewaren. Carmen mocht Gerard Prinsen wel. Hij was de enige persoon die plezier in het bestaan leek te hebben. Hij was jong en zag er goed uit. Hij praatte voluit met alle gasten maar niet iedereen scheen dat op prijs te stellen. Ze had hem een paar keer in een heftig gesprek gezien met mijnheer van der Zanden, een apotheker uit de Randstad die hier sinds een paar weken logeerde met zijn vrouw. Het leek er echter niet vriendelijk aan toe te gaan in die gesprekken en ze had flarden opgevangen waarin Gerard Prinsen de apotheker toevoegde: “ik heb alle afschriften paraat, reken daar maar op. Dus flik me niks, mannetje!”
Dat laatste had erg dreigend geklonken! Zelfs Carmen, die het Nederlands nog steeds niet goed meester was, begreep dat dit een ernstig conflict was.

Nadat ze acht kamers had gedaan, ging ze naar beneden. Het liep tegen de lunch en dan was de eetzaal meestal behoorlijk gevuld. Ze zag haar baas in gesprek met mijnheer Veneman, een gast wiens vrouw kort geleden plotseling was overleden. Veneman was een timide man, ietwat stotterend en nogal teruggetrokken.
Wat een zielige man, dacht Carmen: hij kon alleen praten met een vreemde die ervoor werd betaald de verhalen van zijn gasten aan te horen. Dat was goddank in Spanje toch heel anders, dacht ze, met heimwee denkend aan haar mooie dorpje, haar familie en vrienden.
Ze zag Gerard Prinsen aan tafel zitten bij mevrouw en mijnheer Kooistra. De laatste zag er erg verhit uit, het leek wel of hij koorts had.
Toen ze dichterbij kwam hoorde Carmen Gerard  zeggen: “Oké, ik geef je het hele pakket. Het ligt al klaar. Gelijk oversteken… twee uur vanmiddag en geen minuut later!”. Hij liep naar zijn eigen tafeltje en begon zijn soep te eten. Mijnheer Kooistra was van purperrood lijkwit geworden en vluchtte de eetzaal uit.

Toen de lunch voorbij was en iedereen weer zijn eigen gang ging, liep Carmen met een stapel handdoeken in haar armen de trap weer op. Ze zag mijnheer Veneman aan de deur van Gerard Prinsen kloppen. Ze drukte zich wat naar de muur toe zodat hij haar niet zou zien. Hij stapte naar binnen en Carmen sloop zachtjes naar de deur, ze hield haar handdoeken voor zich. Als ze werd betrapt bij het afluisteren kon ze altijd nog zeggen dat ze de handdoeken kwam verwisselen. Ze hoorde Gerard Prinsen zeggen: “Zo, je bent verstandig geworden? Dat werd tijd, jongen. Het verzekeringsrapport en de getuigenverklaring lagen al klaar voor verzending”. De moeilijke Nederlandse woorden zeiden Carmen niets maar dat dit ernst was drong wel tot haar door.
Mijnheer Veneman die erg overstuur was, overhandigde Gerard een pakje, zag Carmen nog net door de kier van de deur. “Tel het maar na en geef me het pakket kopieën verdomme meteen mee. Ik heb al uitgecheckt en ik wil nu en in de toekomst nooit meer iets van je horen!” snauwde hij. De deur werd wijd open gegooid en achterom kijkend zag ze mijnheer Veneman de trap af stormen alsof hij door de duivel op de hielen werd gezeten.

Carmen liep snel door.
Rare mensen vond ze die Nederlanders. Ze waren erg op zich zelf en als ze al eens contact maakten ging het wel op een vreemde manier.
Gelukkig was Gerard Prinsen een heel ander mens. Ze glimlachte toen ze dacht aan hun gesprek twee weken geleden. Hij had gelachen om haar verhalen over de gasten. Ze had hem giechelend verteld over de lingerie op de kamer van de Kooistra’s.
En over de schuwe apotheker die stapels afschriften van facturen in zijn kast had liggen.
Ze had hem verteld over die zielige mijnheer Veneman die zó plotseling zijn vrouw had verloren dat hij nog diezelfde dag in hotel Rijnzicht had ingeboekt.
En ze had gesproken over haar plan voor een pension in Álamos en haar tot nu gespaarde geld. Hij had gezegd dat ook hij droomde van een ander leven in het buitenland.
Ze hadden gelachen en gedronken en er was een heel vertrouwelijke sfeer ontstaan. Hij had veel contacten overal en ook in Spanje kende hij bankdirecteuren die ervoor konden zorgen dat haar geld nog meer rente zou opleveren.
Ze had het meteen door hem laten regelen en haar baas gezegd dat ze met ingang van volgende maand ontslag nam. Gerard zou over een tijdje naar Spanje komen en dan gingen ze samen gaan zoeken naar een goed pand voor het pension.
Met een blij gevoel ging ze weer aan de slag.

In de kamer van Gerard Prinsen heerste stilte. De kamer was pijnlijk netjes opgeruimd en er was geen spoor van zijn bewoner. Een oplettende toeschouwer zou misschien zien dat er nog wat proppen krantenpapier in het mandje onder de tafel lagen. En als hij of zij de moeite zou nemen om ze glad te strijken kon men zien wat Gerard Prinsen uit de landelijke kranten had geknipt.
Een bericht uit de Randstad over grootschalige fraude door een apotheker die goedkope medicijnen verstrekte in plaats van de voorgeschreven medicijnen op de facturen.
Een andere prop liet een overlijdensadvertentie zien van een nog jonge vrouw die heel plotseling was gestorven. Ernaast lag de in stukken gescheurde kopie van een verklaring van een levensverzekeringsmaatschappij.
Een stuk uit de parochiekrant van de Hervormde Kerk uit Putten liet de foto van de nieuwe predikant en zijn vrouw zien. Erin gefrommeld zaten de aankoopbonnen voor lingerie en pumps maat 44.

Tenslotte zou de toeschouwer nog wat overblijfselen van een kort briefje in gebrekkig Nederlands zien. Daarin bedankt een jonge vrouw een man voor het vervullen van haar droom. Ze laat weten dat ze vol verlangen op hem zal wachten onder het standbeeld van El Sagrado Corazón, op het marktplein in Álamos.

10.4.11

JOUW VROUW, MIJN VROUW

Vanaf het eerste moment dat ik haar zag wist ik dat het moest gebeuren. Het was eigenlijk niet de vraag óf, maar meer van wanneer en waar.
Zij had een man en vijf kinderen en ik was al jaren met dezelfde vrouw en had twee pubers.
Zij kwamen achter de verhuiswagen aan op een mooie voorjaarsdag. Ik kon het allemaal goed gadeslaan want ik maaide het gazon. Dat was mijn zaterdagse klus, nadat ik met mijn jongste naar hockey was geweest.
Ze kwamen op drie huizen afstand naast ons wonen. Het huis waar ze introkken stond al geruime tijd te koop en dat was geen goed teken. In onze keurige wijk, met aardige vrijstaande huizen wordt alles goed bijgehouden en dan kun je zo’n leegstand pand niet hebben. Dat is slecht voor de naam van de wijk.
Alle buurtbewoners waren dan ook opgelucht dat het bord Te Koop verleden week werd weggehaald en dat het huis werd klaargemaakt voor bewoning.
Over mijn automatische grasmaaier heen kon ik de optocht zien.
Van de kinderen kreeg ik weinig anders mee dan dat ze niet erg op elkaar leken, híj zag eruit als een stevige man met een bierbuikje maar door haar was ik meteen gebiologeerd.
Ze was zo totaal anders dan elke vrouw die ik kende dat ik maar bleef kijken. Ze had iets uitdagends, met haar lange uitwaaierende rok en wilde haardos.
Toen ze me zag kijken zwaaide ze uitbundig en ik zwaaide ietwat onnozel terug. Ook de andere bewoners in de straat kwamen een voor een naar buiten om eens te zien wat er aan de hand was.
Ze kwam vrolijk hollend naar onze tuinen en riep: “volgende week zaterdag is er een house-warming-party. Jullie zijn allemaal uitgenodigd. Echt komen hoor!”.

Die hele week dacht ik aan de komende zaterdagavond. Mijn vrouw zou later komen want die had al een afspraak waar ze niet onderuit kon.
En toen ik die zaterdag aan de deur klopte, klopte mijn hart even luid als het metaal op het hout.
Het was een ontgoocheling toen híj opendeed.
“Hallo, kom erin, ik ben Evert. Man, dit moet wel een gezellige wijk zijn, er zijn al heel wat mensen binnen”. Ik dacht bij mijzelf dat dat niet zozeer aan het gezelligheidgehalte van mijn buren lag, als wel aan hun nieuwsgierigheid, maar dat zei ik natuurlijk niet.
Toen ik de huiskamer binnenkwam zag ik haar nergens. Een lichte teleurstelling maakte zich van mij meester. Misschien was zij helemaal niet de vrouw des huizes geweest maar gewoon iemand die had geholpen bij de verhuizing.
Het huis was schitterend ingericht. Evert leidde mij rond in de huiskamer met design- meubelen. Hij had de stereo-installatie waar ik al heel lang voor spaarde en hun keuken was totaal vernieuwd en met de laatste snufjes ingericht. Bij de openslaande deuren naar de tuin bleef hij staan en liet me de tekeningen zien van het zwembad dat er gebouwd ging worden. Hij gaf me een glas champagne uit een van de vele flessen die op het aanrecht stonden en liet me alleen om een andere gast te verwelkomen.
Ik stond wat rond te kijken en vroeg me af waar hij dit allemaal van betaalde. Hij had me verteld wat hij deed en ik kon me niet voorstellen dat die baan zoveel betaalde dat hij in deze luxe kon leven. Zijn vrouw werkte ook niet, had hij verteld tijdens de rondleiding want die had de handen vol aan de kinderen. Terwijl ik nog diep in gedachten aan mijn champagne stond te nippen, hoorde ik een stem achter mij. Ik draaide me om en mijn hart stond stil. Daar stond ze in een oogverblindende japon met een duizelingwekkend decolleté. We toosten en raakten in gesprek.
Ze heette Margot en ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Toen mijn vrouw arriveerde moest ik me geweld aandoen om niet naar mijn nieuwe buurvrouw  te blijven staren.
Voordat de avond voorbij was had ik een uitnodiging van Margot om eens wat te komen drinken. Ik bedacht ik dat maar op een tijdstip moest doen dat mijn vrouw en haar man naar hun werk waren en de kinderen naar school.

Twee dagen later al zat ik vroeg in de middag aan de witte wijn op haar schitterende terras.
Ik hoefde maar naar haar te kijken of het zweet brak me uit en dat was niet te wijten aan het weer.
We wisselden wat van gedachten en mijn hartspier pompte, zo te voelen, twee maal zo hard.

Ze strekte haar slanke bruingebrande benen uit en haar korte zonnejurkje gleed tien centimeter omhoog. Haar ogen keken me veelbelovend aan en haar vuurrode lippen krulden verleidelijk.
Het volgende moment dat ik me herinner was dat we op haar slaapkamer waren. We rukten elkaar als waanzinnigen de kleren van het lijf en lieten ons op een kingsize bed vallen. Alle remmen gingen los en het leek alsof we midden in een orkaan terecht gekomen waren. We dachten niet aan thuiskomende kinderen en de reële kans op een ontdekking.

In de maanden daarna volgden meer van deze ontmoetingen.
Ik zorgde er nu wel voor dat de kans op ontdekking nagenoeg nihil was. We spraken af in motels buiten het centrum, we herhaalden ons roekeloze gedrag van de eerste keer niet meer.
Het was vreemd Margot te zien buiten de setting van een motelkamer. We hadden verschillende keren bij elkaar thuis gegeten en dat was altijd heel gezellig voor Evert en mijn vrouw en ook Margot scheen zich prima te vermaken. Ik voelde me echter totaal niet op mijn gemak in die huiselijke sfeer.
Mijn vrouw dacht zelfs dat ik Evert en Margot niet mocht en drong daarom niet te veel aan op herhaling van deze avondjes.

Ik was behoorlijk van de kaart toen Evert een paar maanden later aankondigde dat ze gingen verhuizen. Ze konden een groter huis kopen voor een aantrekkelijke prijs en het was een aanbieding die ze niet gauw weer zouden krijgen. Het was wel wat ver weg en ook wel wat snel, maar nou ja…. Ik begreep dat mijn heerlijke middagjes met Margot binnenkort verleden tijd zouden zijn.
Toen de verhuiswagen opnieuw in onze straat verscheen voelde ik een mengeling van spijt en opluchting. Ik was opgelucht dat de beslissing mij uit handen was genomen. Het was heerlijk geweest zolang het duurde en niemand had gelukkig wat gemerkt. Maar stel je voor dat het mijn leven overhoop had gehaald; ik moest er niet aan denken! Ik haalde dan ook diep adem en begon met frisse moed het gazon te maaien.

De deurbel ging.
Ik hoorde mijn vrouw de deur openen en met iemand praten. Het was een jaar later en nog regelmatig dacht ik met plezier aan mijn avontuurtjes met Margot.
Toen ik naar de deur liep om te zien wie er was had ik aanvankelijk ook niets in de gaten. Pas nadat ik Evert herkende ontwaarde ik achter hem Margot en zes kinderen. De kleinste zat in een reisstoeltje dat Evert vasthield.
Ze waren in de buurt en kwamen even aan. Toen ze achter de koffie zaten en de kinderen uitgezwermd waren in de straat, vertelden ze over het dorp waar ze nu woonden. Het was er erg gezellig en ze waren ook nu weer bevriend geraakt met hun buren.
Toen mijn vrouw Evert de verbouwde badkamer liet zien kwam Margot de keuken in waar ik bezig was het diner voor te bereiden. Ze kwam dicht tegen me aan staan en ik ging snel een pas achteruit. Om maar wat te zeggen begon ik over hun baby. Ik zei dat ik niet wist dat ze nog meer kinderen gepland hadden. Ze vertelde met haar ogen indringend in de mijne dat ze het ook niet echt zo gepland had. Maar sommige dingen gebeurden nou eenmaal, nietwaar? Haar blik vertelde me wat ik eigenlijk al wist toen ik het babystoeltje in Everts handen gezien had.
Evert en mijn vrouw kwamen de trap af en Margot streek met haar hand nog snel even langs mijn arm.
Ze bleven eten en gingen pas laat in de avond weg.
Terwijl we ze uitzwaaiden draaiden mijn hersens op volle toeren. De vele malen dat ze verhuisd waren. Al die kinderen die niet op elkaar leken en het kleine jongetje in de draagstoel die trekken had die me aan mijn eigen zoons deden denken. De ruime financiële positie waarin het gezin leek te verkeren. Er begon iets in mij te dagen en ik was dan ook niet echt verrast toen ik later een briefje in mijn jaszak vond van Margot met haar bankrekeningnummer erop.
Ik besefte dat ik mijn stereo-installatie voorlopig wel kon vergeten en hoopte dat ons spaarsaldo toereikend zou zijn!